Matterhorn Noordwand, Schmid Route
Top: 4476, juni 1992
Wandhoogte: 1100 meter (tussen 3400 en 4476 meter)
Moeilijkheid: III-IV, brokkelig, 55/ 60 graden steil ijs
Het verlies van een droom
Het is de grootsheid van de wand die je stil maakt. Het is donker, je kunt de wand niet zien… maar je voelt dat hij er is. Een vreemd gevoel, niet angstaanjagend maar toch een groot respect afdwingt voor alles wat komen gaat… De strijd is begonnen. Zolang je in de wand zit niet de strijd om de top om de wand maar de strijd om te leven…
Het is stil en donker op de noordwand van de Matterhorn. Hij wacht…
We parkeren de wagen in Täsch, en gaan met de overvolle rugzakken op weg richting Zermatt, waar we een nacht op en camping zullen verblijven en een tent zullen achterlaten voor de terugkomst.
Het eerste wat Wilco zegt, als we zicht krijgen op de noordwand: “veel sneeuw, vergeleken met een maand terug”. We lopen wat rond door Zermatt op zoek naar ansichtkaarten. Niet zozeer om het thuisfront te verblijden met een goedkoop stukje karton met daarop een kleine vermelding van eigen naam en een aanwijzing waaruit kan worden opgemaakt dat alles goed is… Nee… De ansichtkaarten gebruiken we als een stukje voorbereiding. Vanaf de ansichtkaarten zijn belangrijke details zichtbaar, die een beter inzicht geven op een beklimming, zoals bijvoorbeeld het verloop van de Bergschrund of de vorm van een ijsveld.
De wand: de totale hoogte bedraagt 1100 meter en wordt in de beschrijvingen in drieën verdeeld, eerst 350 meter 55 tot 60 graden ijs dan een schuine geul (het schrägcouloir) eveneens ongeveer 350 meter die bestaat uit afwisselend terrein zowel ijs als rots. Het bovenste wanddeel bestaat ui gladde rotsplaten die de structuur hebben van een leien dak overdekt met een laag ijsglazuur en sneeuw, vooral de overgang tussen de onderdelen worden beschreven als “heikel”. We zijn “benieuwd”…
Het toeristenbureau geeft ons de weersvoorspelling voor de komende dagen mee: zonnig overdag met in de namiddag bewolking.
We storen ons beide aan het hel gebeuren in Zermatt: paarden, koetsjes, rood-witte hemden, hoedjes en wandelstokken overhangen met speldjes en ga zo maar door. Ik ben blij als we het dorp achter ons laten, waar het aantal mensen al snel minder wordt. We zijn nu onderweg richting de Schwarzsee en van daaruit door richting de Hörnlihutte. Onderweg kom je weinig mensen meer tegen omdat het merendeel gebruik maakt van de kabelbaan om bij de Schwarzsee te komen.
We wilden geld besparen… geen kabelbaan dus. Als een oude man plof ik neer naast de rugzak van Wilco. Voor mijn gevoel klopt hier iets niet… uitgeteld lig ik met mijn bezwete lijf in het gras. Als we om ons heen kijken zien we mensen die absoluut geen verschijnselen van vermoeidheid vertonen en met uitgeruste blikken vrolijk rondhuppelen om het bergmeer. Het lijkt hier wel een stortplaats die gevoed wordt door een lopende band uit het dal, die hierboven zijn uitmonding heeft: het eindpunt van de kabelbaan. Als we wat eten vervaagt de gedachte. Na de maaltijd dommelen we weg. Niet voor lang want er is bezoek….
We krijgen gezelschap van een 68-jarige vrouw. We raken met haar aan de praat. Ze vertelt ons dat we moeten genieten van het leven en actief te blijven zonder idiote dingen te ondernemen. Dat is wat je lichaam nodig heeft staat ze ons vol zelfvertrouwen te verkondigen. Ze vraagt wat we hier gaan doen. “We zien wel” … “afhankelijk van het weer” … en we wapperen met een arm een beetje nonchalant richting Matterhorn. De oude vrouw lacht. Voordat ze verder gaat wil ze nog even een rugzak optillen om te voelen hoe zwaar zo’n ding weegt. Na een paar maal aan de banden van de rugzak te hebben getrokken geeft ze de moed maar op want er komt geen beweging in. “Sind sie verrückt?”. Ze valt nog bijna achterover in de Schwarzsee bij een nieuwe poging de zak alsnog van de grond te krijgen.
We gaan verder richting de Hörnlihutte, waarbij op de route verschillende stalen trappen zijn aangebracht met leuningen om de toegankelijkheid naar de hut te bevorderen.
Japanners, Duitsers, Italianen, Nederlanders, Fransen, je kunt het zo gek niet bedenken of ze zijn er wel geweest…. De Hörnlihutte. Velen komen er alleen om de Matterhorn te bekijken, anderen voor de beklimming. Meestal via de normaalroute, de Hörnligraat.
Als we het huttenboek bekijken om wat meer informatie over de condities in de wand van voorafgaande beklimmingen, blijken helaas de laatste beklimmingen een maand oud te zijn. We schrijven onze namen in met de geplande tour en vertrekken richting Noordwand.
Op de Matterhorngletsjer onder de wand maken we een tentbivak van waaruit we willen vertrekken om tijd te winnen. Het tentbivak zullen we over twee dagen afbreken en weer ophalen na de afdaling over de Hörnligraat via de Hörnlihutte.
We volgen de graat achter de hut, richting normaalroute. Waar de Hörnligraat begint met vaste touwen, gaan wij rechts de Matterhorngletsjer op, we steken nu onder de Noordwand door. Er volgt nog een seraczone van het bovenste gedeelte van de Matterhorngletsjer, een stukje ijsklimmen. Door het late uur van de middag is het hier een ware kermis, een echte schiettent, alleen staan wij aan de verkeerde kant bij dit spelletje. Het regent hier…. Niet alleen smeltwater…. Maar ook stenen.
Na het passeren van de seraczone staan we weer op een vlakker gedeelte van de gletsjer. We lopen door tot onder de ijsflank in de Noordwand. We graven de tent in bij een uitloper van een kleine steenlawine die uit de linkerzijde van de ijsflank is komen zetten. We staan nu ongeveer 250 meter van de bergschrund verwijderd waar onze beklimming morgen zal beginnen.
Vers fruit, melk, muesli, we hebben het allemaal bij ons. We hebben er flink voor moeten sjouwen maar elke keer is het de moeite waard. Wat gaat er tenslotte boven een lekker toetje, een lekkere banaan, een knapperig wit bolletje of een pak met vla?
Het uitzicht vanaf de tent is kolossaal. De wand toornt zo hoog boven ons uit dat die lijkt over je heen te vallen. We hebben zicht tot ongeveer het midden van de wand en dat is al voldoende om je te laten nadenken over deze onderneming. Vooral de rotsen die als loodrechte wanden boven de 60 graden ijsflank uitsteken geven een beeld dat ons de maag doet omdraaien. Ik ben blij dat het vannacht nog donker zal zijn als we vertrekken.
We eten een goede warme maaltijd en drinken om het opgelopen vochtverlies van die dag weer op peil te brengen. Na de maaltijd pakken we de kleine rugzakken voor morgen met enkel het hoogstnodige. De grote rugzakken laten we achter in de tent.
We lezen alle beschrijvingen die we hebben nog eens zorgvuldig door en bestuderen foto’s en ansichtkaarten waarop het routeverloop te zien is. Ook nemen we het verhaal door van de eerst beklimmers, Franz en Toni Smid. Dit alles doen we om een zo optimaal mogelijke voorbereiding te verkrijgen. De gidsjes met gebiedsinformatie zijn een pre maar ook andere bronnen van informatie geven een goede bijdrage. Zo was voor ons het verhaal van de eerst bekliming erg nuttig. Ten eerste voor de motivatie, een verhaal van een beklimming stimuleert de drang naar het begin ervan. Ten tweede kwamen er in het verhaal details voor die we tijdens onze beklimming herkenden zodat we een beter inzicht verkregen van bijvoorbeeld: onze plaats in de wand… en de te volgen route….
We gaan “slapen”. Draaien…., keren….. Van elkaar weten dat je wakker ligt en toch niet praten. Je weet dat de ander ook de gehele route in gedachte ligt door te nemen. En die vragen, altijd weer die vragen: de moeilijke passage?, standplaatsen?, oriëntatie in de wand?, hoe zal het ijs zijn?, de condities boven in de wand?, het weer?, nog een paar uur dan weten we het, dan zitten we er midden in en zal er geen weg meer terug zijn.
Minstens 2 keer per uur kijk ik op het horloge: 21.00- 21.45-22.00…. We zijn enkel in het bezit van een horloge zonder alarm. Als we ons verslapen is dat natuurlijk een vreselijke afgang…. Hoe vertel je zoiets…? Nee…. Zoiets vertel je niet. Je lichaam rust, in je hoofd is reeds alles in volle gang. Wanneer ik iets aan Wilco vraag, krijg ik ook direct antwoord. Ook hij is reeds volop met de tour van morgen bezig.
03.00 uur. De drempel. Het uit je slaapzak kruipen om sneeuw in de pan te doen en de brander aan te steken, dat alles kost altijd weer veel moeite. We ontbijten warme melk met muesli, brood, thee en dan onze specialiteit…. Peperkoek met vis. Ja, U leest het goed. Gadver zult u zeggen, maar welnee…. Probeert U het zelf maar eens en dan natuurlijk niet thuis bij het zondagochtend ontbijt maar ook onder de Noordwand van de Matterhorn, want daar smaakt het best. We stouwen ons helemaal vol, wetende dat voor eten voorlopig geen tijd en plaats zal zijn.
04.15 uur. De tent wordt dichtgeritst; het vertrek. Het lijkt laat, maar we willen bij de traverse van de ijsflank naar het schrägcouloir in daglicht klimmen zodat we zeker in het onderste gedeelte van de wand geen oriëntatie fouten maken. Iets waar de beschrijvingen voor waarschuwen.
Het is helder en koud. In d rugzakken hebben we alleen touw, bivakzak en wat te eten en drinken. De rest hebben we reeds op het lichaam: gordel, helm en ander klimmateriaal.
Wilco spoort naar de bergschund. De bergschund is een spleet die de afscheiding vormt tussen de gletsjer en het er bovenliggende ijsveld. Deze is van westalpiene formaat. De stap over de spleet is eenvoudig daarna volgt een loodrechte ijsmuur van 5 meter die de toegang vormt tot het ijsveld. Snel en zeker als Wilco in ijs is klimt hij ongezekerd omhoog. Ik wacht… mijn ogen volgen elke stap die Wilco zet… elke slag van zijn pickels… ik wil volgen, niet dat ik nu rond dit uur zin heb om te klimmen maar dan heb ik dat beginstuk tenminste gehad… dan is de kop eraf en het feest kan beginnen. Als Wilco niet meer recht boven mij zit vertrek ik. Het ijs is goed hier. Toch wankel ik af en toe en nog half slaapdronken worstel ik door het ijs. Een pickel schiet los… ik hang aan een bijl… opeens ben ik klaar wakker. Een vreemd gevoel schiet door mijn hele lijf… schrik… rammen met die andere bijl is nu een automatisme. Er wordt niet over nagedacht… rammen met die pickel, hij moet het ijs in. Ik ga opeens met een rotgang door het lastige gedeelte en denk niet meer aan techniek of iets… een oeroude drang komt boven, vluchten uit dit gedeelte. Ik zie de rand die het einde van het loodrechte gedeelte aangeeft. Ik werk mezelf over de rand. Daar sta ik dan op het begin van het ijsveld. Zover de hoofdlamp reikt in het donker, zien we niets dan ijs met hier en daar een vastgevroren steen. Het is de grootsheid van de wand die een stilte doet komen, je kunt de wand niet zien… maar je voelt dat hij er is. Een vreemd gevoel, niet angstaanjagend maar toch een grote hoeveelheid respect afdwingend voor alles wat komen gaat… De strijd is begonnen. Zolang je in de wand zit niet de strijd om de top of om de wand maar de strijd om te leven…
We staan op de ijsflank die en derde van de totale lengte van de wand in beslag neemt; in steilheid variërend van 55 tot 60 graden. De condities van het ijs zijn goed, we besluiten nog geen gebruik van het touw te maken, zodat we tijdwinst kunnen maken, die we later hard nodig zullen hebben.
We houden goed rechts aan in het ijsveld, omdat iedere beschrijving van de wand wijst op het feit dat de meeste klimmers te veel links houden waardoor ze bij het verlaten van het ijsveld een moeilijke en lange traverse naar het Schragcouloir moeten maken. Het gaat vlot, we zien de twee ribben over het ijsveld lopen die gepasseerd moeten worden. Nu moeten we schuin rechts houden en niet te veel recht omhoog klimmen.
Ik zie Wilco stoppen, we zitten nu in de traverse naar het schragcouloir en het terrein is gecombineerd. De rotsen worden afgedekt door een dunne glazuurlaag van ijs zoals de beschrijving opgeeft is het terrein “heikel”.Voorzichtigheid en discipline zijn hier geboden. Niet te hard slaan met de ijsbijlen. Dat zorgt er enkel maar voor dat een plak ijs in de diepte verdwijnt. Het zelfde geldt voor de stijgijzers. Menigmaal krassen de punten over de rotsen.
Wilco staat langdurig op dezelfde plek. We zijn nog steeds niet aangebonden. Wilco doet een nieuwe poging over de met sneeuw en ijs bedekte rotsen verder te komen. Hij klimt een meter hoger en klimt dan weer terug. Ik sta nu vlak bij Wilco, hij zegt niets en begint het touw uit de rugzak te halen. Wanneer we elkaar aankijken weten we wat te denken… nu gaat ie echt beginnen. Het aanbinden vergt hier de nodige concentratie doordat je eigenlijk beide handen nodig hebt voor het inbinden en tegelijkertijd om de pickels beet te houden. Vanaf nu zijn we met elkaar verbonden door het touw, wat zo de gehele duur van de beklimming zal blijven. Iedere touwlengte wisselen we. Dan Wilco…, dan ik weer voorop.
We traverseren al enkele touwlengtes richting het couloir dat nu beter zichtbaar wordt door het opkomende daglicht. Het duurt nu niet lang meer of de zon zal heel even in de noordwand schijnen. Het blijkt een waar genot; het is echter van korte duur. Alleen in de middag zal hij nog in het bovenste wanddeel schijnen en zorgt daar dan voor de nodige steenslag.
Het Schragcouloir (in sommige beschrijvingen riss) is het volgende belangrijke gedeelte van de wand dat al gauw zo’n 10 touwlengtes in beslag zal nemen. Bijna overal is de rots bedekt met sneeuw en ijs. Naarmate we hoger komen worden de condities slechter. Bij iedere stap is er weer die onzekerheid. Houden de stijgijzers?… bij iedere slag… houden de bijlen?.
Nooit… weet je het zeker!
We wisselen elkaar iedere touwlengte af en klimmen dan weer voor. De standplaatsen zijn spaarzaam, nog maar niet te spreken van de mogelijkheden van tussenzekeringen. Het went al snel dat je veertig meter uitklimt aan een slechte standplaats en dat je enkel een rotte haak hebt als tussenzekering… of geen.
We passeren elkaar op de standplaatsen, vele, vele malen, zonder dan ook maar een woord te wisselen. De route in dit gedeelte van de wand wijst zich vanzelf, alleen het couloir volgen dat schuin rechts omhoog loopt (vandaar schragcouloir). De enkele haken die je tegenkomt wijzen erop dat er hier reeds andere klimmers voorbij zijn gekomen.
De gedachte komt nu al meerdere malen bij me op dat we nu toch wel langzamerhand bij het eind van het couloir moeten zijn. Doordat het klimmen een hoge concentratie van je vraagt verslapt het vermogen van mijn geheugen. We tellen de touwlengtes, maar al snel worden het er te veel en doordat er iedere keer weer een tijd tussen twee touwlengtes inzit waarin een grote inspanning moet worden geleverd die veel concentratie eist, ga je rekenfouten maken. De traverse waar ik dacht vlakbij te zitten blijkt nog drie touwlengtes ver te zijn…
Het grote blok nadert, die grote tand die uitsteekt in de noordwand en waarlangs de route oploopt, deze tand geeft tevens aan dat tweederde van de wand is bereikt en dat we weer een moeilijke traverse naar rechts krijgen. Dit is tevens de plek waar de eerstbeklimmers van deze noordwand, Franz en Toni Schmid, hun eerste bivak hebben gehouden in de wand. Dit stuk is moeilijk. Gedachten zweven door mijn hoofd, “als ik nu geen haak tegen kom…” En dan als een wonder: een haak. Alle ellende lijkt van me af te vallen. Even denk ik dat we toch wel erg veel geluk hebben… toeval? Het is heerlijk als ik een karabiner van mijn gordel haal om deze in de haak te hangen en zo mezelf te zekeren. Als ik de karabiner inhang komt deze met haak en al uit de rotsen zetten… Hij zit los… Oneens voel ik me ontzettend alleen…, alles ontnomen…, een kaartenhuis stort in. Ik moet verder… zonder haak.
We krijgen last van vermoeidheid, ook de koude gaat een rol spelen. Degene die op de standplaats de voorklimmer zekert koelt al erg snel af. De voorklimmer kan in een moeilijke passage nogal wat tijd nodig hebben voordat hij het moeilijke gedeelte gepasseerd is. Zeker wanneer de standplaatsen slecht zijn en er nog geen tussen zekeringen gelegd zijn. Als voorklimmer heb je echter geen enkel besef van tijd, terwijl voor de naklimmer op de standplaats de tijd tergend langzaam gaat.
We komen nu in het bovenste gedeelte van de wand, in de beschrijvingen wordt dit stuk als minder moeilijk aangeduid. De condities in dit bovenste gedeelte van de wand zijn nu erg slecht, de gladde platen zijn geheel verijst en tot overmaat van ramp wordt het geheel afgedekt door een dikke laag poedersneeuw, die elk zicht ontneemt. Hier komt dan bij dat we niet alleen lichamelijk behoorlijk moe zijn, maar de constante hoge concentratie die van ons wordt verlangt en de psychische druk zorgen er voor dat we ook mentaal/ psychisch beginnen af te draaien.
Elke keer weer zijn we blij als de ander een touwlengte voorop gaat, je moet volledig op elkaar vertrouwen, maar door de leegte standplaatsen vaak tegen beter weten in,…. Waar blijf je anders,….. achteraf denk ik dat het touw vaak alleen een psychische steun is geweest, vooral in het bovenste wanddeel. Het gesteente is hier los en door de slechte condities zoals de dikke poedersneeuwlaag verlies je ook het route overszicht.
Haken komen we hier allang niet meer tegen. Om zelf haken te slaan zien we de mogelijkheden niet. Een standplaats komt hier al snel neer op een slechte pickelzekering of een blok dat vast lijkt te zitten. Voor dit laatste gedeelte van de wand wordt dan ook geen echte route beschrijving gegeven. Na de traverse komt het neer op; “om de loodrechte rotsen heen en door richting top.”
Dat een pickel na de eerste drie slagen nog niet houdt in de sneeuw of het ijs is hier de gewoonste zaak van de wereld, ook het afketsen op de rotsen komt veelvuldig voor. Dit lijkt meer op het klimmen door een porseleinkast van oma. Bij de dunne laag eis over de rotsen mag zeker niet te hard worden geslagen. Dit zorgt er enkel voor dat er een eisplak de diepte in gaat zonder dat de pickel houvast vindt.
De top nadert, we zien mensen via de Hornigraat afdalen. Ze zwaaien naar ons en roepen of alles oké is. Een warm gevoel van binnen, ik steek mijn arm op en zwaai met mijn duim omhoog. Even voelen we ons niet zo vreselijk alleen. Een gevoel dat tijdens de gehele beklimming heerst. De klimmers keren ons de rug toe en dalen verder af. Het gevoel van eenzaamheid dat door de duur van de beklimming was afgestompt wordt groter dan voorheen. We moeten door…
We draaien enkel nog op routine… doorgaan… Elke keer weer standplaats afbreken en verder. Ons enig contact zijn nog wat vage overblijfselen van touwcommando’s, we denken gewoon nergens meer aan, we klimmen….., verder….
De mensen zijn ook van de Hornigraat verdwenen. Het wordt stil en we klimmen. Dan neemt het terrein in steilte af en komen we op de graat. Een anti climax… de top… een gevoel van vreugde en voldoening komt over ons en toch ook een groot verlies… het verlies vaneen droom. Toch is er een gevoel wat overheerst…. Kameraadschap, een hechte band die ontstaan is door de beklimming en die door niets meer gebroken kan worden.
Veertien uur zijn we onderweg geweest en nu is het zes uur in de avond. We zijn de enigste op de top die bestaat uit een graat met ergens daarop een groot kruis. We strompelen er naar toe. Het tempo is er helemaal uit. We gaan heel langzaam, bang om uit evenwicht te raken of om een misstap te zetten. Wanneer we bij het kruis staan schudden we de hand en kloppen we elkaar op de schouders, zien de vermoeidheid in elkaar ogen en ik zeg zonder enige toon verheffing: “ Matterhorn noordwand, we hebben hem gedaan”.
We zijn blij
We blijven geruime tijd op de top; eten en drinken, het is bewolkt maar toch kunnen we tussen de vlagen door blikken van de omgeving opvangen. Wanneer we afdalen komen we rond 20.30 uur aan bij de Solvayhutte, die op 4000 meter ligt op de Hornigraat. Het hutje is overvol. Het wordt zomers “misbruikt” door toeristen die de Matterhorn Hornigraat in twee dagen ondernemen. Hierdoor verdwijnt de hele functie van het hutje; nl een noodbivak.
We liggen op de grond in een bivak met slechts een gescheurde deken. De volgende dag rond 6.00u vertrekken we richting Hornihutte. Onderweg worden we nog gefeliciteerd door verschillende gidsen. Zij hadden ons zien vertrekken richting Noordwand en hebben ons meerdere malen kunne volgen in de wand. Op de Hornihutte drinken we eerst wat en gaan dan richting het tent bivak om daar de achtergelaten spullen af te halen.
’ S Avonds zijn we rond 18.00 uur in Zermatt en gaan we meteen door richting Tasch. We zijn afgedraaid door de zware inspannende afgelopen drie dagen. We hebben de traditie zoiets te vieren met een grote sorbet en veel cappuccino. Een traditie die we ook dit keer hoog houden.