Mount Everest geamputeerd

Mount Everest geamputeerd
– is klimmen nog een kunst? –

(gepubliceerd in de Volkskrant)

De nieuwe roman van schrijver en columnist Toine Heijmans, Zuurstofschuld, beschrijft prachtig wat er met het bergbeklimmen is gebeurd. Klimmen doe je voor jezelf, het is een vorm van zelfontwikkeling en kunst, maar inmiddels zijn de hoogste toppen van de Himalaya te koop als trofee, voor steeds minder geld. De kunst is een kunstje geworden.
Iedereen kent de foto die klimmer Nirmal Purja maakte van honderden klimmers op weg naar de top van Mount Everest, in 2019: een menselijke file. Van oorspronkelijk klimmen is op die berg geen sprake meer; hij is veranderd in een monsterlijke helling waarover vaste touwen zijn gespannen, het is recht toe recht aan naar de top, geholpen door zuurstofflessen, door sherpa’s die je tentje opzetten en voor je koken, en door uitstekende 5g-verbindingen. Je verbonden voelen met de berg heeft zo een andere, sarcastische betekenis gekregen.
De hele normaalroute naar boven wordt van tevoren klaargemaakt. De enorme ladders en de kilometers touw worden als vanzelfsprekend beschouwd. Je klikt jezelf vast aan het touw met een jumar, een klemapparaat, schuift dat voor je uit en bereikt de top.
Maar bergbeklimmen is meer dan een kunstmatige constructie. Vaste touwen en vaste kampen op de berg creëren een structuur die het vrij en creatief klimmen om zeep helpt. Touroperators bieden geheel verzorgde expedities aan, en beloven veiligheid, maar dat is schijn. Ik maakte mezelf er schuldig aan, toen ik in 2014 een commerciële expeditie op de Cho Oyu gidste (8188 meter, op vijf na hoogste berg ter wereld). Dat zou ik nu nooit meer doen. Elke klimmer moet uiteindelijk zichzelf kunnen redden, en niet afhankelijk zijn van een organisatie.
Bergbeklimmen gaat om vrijheid en creativiteit op het diepste niveau. Wat nu in de Himalaya gebeurt, staat haaks op de waarden waar het allemaal mee begon. De eigen verantwoordelijkheid van de klimmer is vervangen door een getekend contract, en gebaseerd op geld. Om maar te zwijgen over wat dit doet met de natuur, en de berg zelf. Wat bergbeklimmen in dit ijle terrein mooi maakt is gevoel krijgen voor je eigen zwakheid en je trage voortgang: steeds maar hoger en af en toe met veel blijdschap ontdekken dat je sterker bent dan jezelf. Nieuwsgierigheid naar wat er komen gaat, de eerste keer dat je de magische 8000 meter hoogte bereikt, de twijfel, en dan het spel spelen om je zelf tot het uiterste te pushen. Een achtduizender beklimmen is leren afzien, pijn verdragen, lijden en het belangrijkste: zelf keuzes maken. Elke keer maar verder, verder, verder, elke dag, elke week, vastberadenheid om uiteindelijk de top te bereiken. Elke stap is het overwinnen van je eigen pijn, en gaat gepaard met een opwindend gevoel van vrijheid. Klimmen in de Himalaya is een creatief proces, niet de ééndimensionale bezigheid die het geworden is.
Ruim tienduizend mensen bereikten inmiddels de top van de Mount Everest, de grote meerderheid met zuurstofmaskers op. Maar met welk doel? Bewijsdrang, misschien, maar klimmen is toch vooral de ontwikkeling die je zelf doormaakt, en die je helpt een betere versie van jezelf te worden. Het leert relativeren. Al het andere is van ondergeschikt belang.
Als actief expeditieklimmer stuit de vercommercialisering mij steeds meer tegen de borst. De vervuiling, de drukte, het lawaai, het afval van lege zuurstofflessen. Het neemt alle magie en pure schoonheid van de Mount Everest weg. Zelfs besmet. Het is de downside van de commercie: het laat een spoor van vernieling en verval achter. Het is nu tijd een standpunt in te nemen. Er moet iets veranderen. Het hoogteklimmen degradeert naar een niveau waarin we onszelf niet meer herkenen, ook omdat er mensen onnodig omkomen op de hoogste bergen ter wereld, bijvoorbeeld omdat ze afhankelijk zijn van haperende zuurstofapparatuur. Wat daar gebeurt, hoeveel onervaren klimmers naar de Everest trekken, is goed te zien in de documentaire A Deadly Ascent, die sinds enige tijd op YouTube is te zien.
De wereldberoemde alpinist Reinhold Messner had het in de jaren zeventig al over zuiver klimmen en kwam met het idee een ‘no rescue-zone’ in te stellen: geen hoogtegidsen of –dragers, daarboven ben je op jezelf aangewezen. Daar ben ik het mee eens! Op die manier breng je ook geen anderen in gevaar: te veel mensen met te weinig ervaring proberen nu de hoogste bergen te beklimmen.
Er komen ook regelmatig gidsen en sherpa’s om. Voor sherpa’s lijkt de commercie een goede ontwikkeling, omdat ze er geld mee kunnen verdienen, levend in een van de armste landen ter wereld. Maar ze lopen ongelooflijke risico’s, en er zijn zelfs klimmers die sherpa’s aanklagen omdat ze de top niet haalden, of nabestaanden leggen ze dood door schuld ten laste.
Zelf zou ik het liefst zien dat de Mount Everest alleen nog maar zonder extra kunstmatige zuurstof beklommen mag worden. Dit beperkt ook de risico’s voor de sherpa’s. Elk seizoen worden honderden zuurstofflessen omhoog gebracht voor de ‘klanten’, en ook daarbij komen sherpa’s om het leven. Weegt dat op tegen het economische belang voor Nepal?
De toekomst ziet er somber uit. Per klimmer worden steeds meer sherpa’s ingezet, ook om de ongelooflijke hoeveelheid zuurstofcylinders naar boven te dragen. Was het voorheen gebruik pas vanaf 8000 meter hoogte indien nodig zuurstof te gebruiken, nu wordt het al vanaf kamp 2 op 6400 meter ingezet. Ook het gebruik van helikopters zal nog verder toenemen, niet alleen voor de klimmers maar ook voor de logistiek: op de Annapurna werd afgelopen klimseizoen touw, eten en gas gedropt op 7000 meter hoogte. Uiteindelijk zal de zogenaamde professionalisering van de industrie alleen maar doorgaan: meer reisorganisaties die meer gaan samenwerken om de winsten te maximaliseren.
Het beklimmen van de Everest was lange tijd zo belangrijk, dat nauwkeurig werd bijgehouden in de Himalayan Database wie de top haalde. De eerste Nederlander, de eerste vrouw, de eerste solo- of winterbeklimming. Maar inmiddels gaat het over de eerste blinde Aziaat, de eerste met diabetes, de eerste met een kunstbeen, de eerste Australiër met een dubbele nationaliteit en de eerste vrouw uit Moermansk – waarbij niet vermeld wordt dat haar gids, Wong Dorchi Sherpa, omkwam in de afdaling.
Wat is er toch gebeurd met het verlangen naar avontuur, een plan maken, team samenstellen, route bepalen, zooi pakken en een paar maanden op pad? Zelf de risico’s incalculeren en accepteren, grenzen slechten, jezelf losmaken van de conventies van het gewone bestaan. Een van de grootste klimmers aller tijden, de Pool Voytek Kurtyka noemde dit ‘breaking the leash’: de leiband verbreken.
Op de Everest is het nauwelijks meer mogelijk, want álle klimmers zijn afhankelijk geworden van de industrie: wie zelf omhoog wil zal toch moeten betalen voor de vaste touwen, en raakt verstrikt in de menselijke files. Er is geen ontkomen aan.
Alle waarden van het bergbeklimmen, gebouwd op decennia van avontuur, ontdekkingsdrift, van moed en verlangen, verdwijnen. De romantiek, het metafysische, het esthetische. Gelukkig bestaan er nog veel authentieke klimmers, waarvan je meestal nooit iets hoort. Laten zij een voorbeeld zijn voor de rest, en onze sport en alpinistencultuur hoog houden.

Dit stuk is ondertekend door meerdere bekende expeditie klimmers