Geografische zuidpool exp.

Video fragment Zuidpool expeditie

Op eigen kracht, op- en neer naar de Zuidpool, zonder bevoorrading over een afstand van 2300 km. Marc Cornelissen en Wilco van Rooijen bereiken de zuidpool.
Donderdag 28/12/00 – Vanmiddag kwam via de satelliet het verlossende bericht in Nederland aan: Marc Cornelissen en Wilco van Rooijen staan op de Zuidpool! Al sinds gisteravond, zo bleek uit het bericht. Katy Jensen, summer station manager van het Scott Amundsen wetenschapsstation naast de geografische Zuidpool, bracht het nieuws. Ze stuurde meteen drie foto’s mee, die vandaag van Marc en Wilco op de geografische Zuidpool zijn gemaakt. Vlaggen van vele landen markeren deze plek.

Het basiskamp in Nederland kondigde het nieuws vanmiddag in zijn persbericht zo aan: “Op 27 december om 20.00 uur plaatselijke tijd bereikten Marc Cornelissen en Wilco van Rooijen de geografische zuidpool. Daarmee zijn ze de eerste Nederlanders die zowel de noordpool als de zuidpool hebben bereikt.

Wereldwijd hebben ongeveer vijftien personen deze prestatie op hun naam staan. Om op de Zuidpool te komen hebben ze lopend op ski’s 1150 kilometer afgelegd. Al hun benodigdheden trokken zij in hun sledes van ruim 150 kilo achter zich aan. Met dit gewicht stegen ze van 1000 meter hoogte bij het vertrekpunt Patriot Hills naar 3000 meter op de pool. En dat tegen de wind in, zonder ondersteuning van buitenaf. Met het bereiken van de pool, is hun einddoel nog niet in zicht. Marc en Wilco willen namelijk ook op eigen kracht weer terug naar de basis Patriot Hills aan de rand van Antarctica.”

Zoals bekend waren Marc en Wilco op 10 november van dit jaar aan hun tocht begonnen. Onderweg konden zij via laptop en satelliet korte berichten naar het thuisfront versturen. Door een nog niet opgehelderd technisch mankement konden Marc en Wilco helaas geen berichten ontvangen. Groot was dan ook hun vreugde toen Katy Jensen hen de felicitatieberichten van familie en direct betrokkenen kon overhandigen!

Ook het Wereld Natuur Fonds had een boodschap gemaild: “Beste Marc en Wilco, Gefeliciteerd, jullie hebben het gehaald! Het Wereld Natuur Fonds is zeer onder de indruk van jullie grote tocht dwars over Antarctica naar de Zuidpool. Wij bewonderen jullie oorzettingsvermogen. Het Wereld Natuur Fonds waardeert jullie boodschap aan de wereld om de unieke schoonheid van Antarctica te respecteren en jullie oproep oplossingen te vinden om klimaatverandering tegen te gaan.” Hans Voortman, directeur Wereld Natuur Fonds Nederland.

Marc en Wilco hielden 2 dagen rust in hun tent, alvorens aan hun terugtocht te beginnen.
Lees het complete verslag in het boek: Bevlogen over IJs of in het nieuwste boek van Wilco: Naar nieuwe hoogte, waarin ook het expeditie verhaal wordt beschreven van de Noorpool en de beklimming van de Mount Everest.

©Het Zuidpoolverhaal
Als we onze sledes inladen en het ruim instappen is het een indrukwekkende ervaring. Het hele vrachtruim staat vol met brandstofvaten van 200 liter. Daarbovenop zetten wij onze sledes. Stoelen zijn er niet, we nemen zomaar ergens plaats. We kunnen gewoon rondlopen tijdens het vliegen van cockpit tot laadruim. Niemand die het ene mallemoer interesseert. Sterker nog, de Russische bemanning loopt gewoon rokend door het vrachtruim met al die licht ontvlambare brandstofvaten. Als we vragen om iets te drinken, wijzen ze op het Russische bier of de wodka. We leven ons uit en maken talloze video opnames. Uiteraard zijn we gespannen. Marc en ik slaan elkaar op de schouders. We’re gonna make it man! We vliegen naar het ‘terra incognita’. Wat zal ons allemaal te wachten staan? We kunnen niet wachten tot het moment dat we het witte continent voor het eerst kunnen aanschouwen. We vertrekken in de nacht en vliegen de ochtend tegemoet. De laatste duisternis want op Antarctica zal het de komende maanden 24 per uur dag licht zijn. Met een prachtige zonsopgang aan de horizon naderen we ons doel. We gaan landen in de Patriot Hills, de bergketen waarachter onze landingsbaan ligt. De landingsbaan bestaat uit door de wind schoon geblazen keihard donkerblauw golvend ijs. Vergelijkbaar met het strand als het eb wordt. We weten van de verhalen dat het een spectaculaire landing kan worden. We staan dan ook te filmen in de cockpit. Als we vlak bij het doel zijn aangekomen vliegt de Russische piloot eerst een rondje. Dit om de boel te verkennen en te ‘voelen’ wat de wind doet. Plots begint er een alarm te gillen en flikkeren er rode alarmlampjes volop in de cockpit. Marc en ik staan gewoon mee te kijken over de schouders van de gezagvoerder, die in het Russisch naar zijn copiloot begint te schreeuwen. We zien hem zenuwachtig zijn duimen ronddraaien aan het stuur. We krijgen te horen dat de rode lampjes en het alarm betekenen dat de stuwdruk onder de vleugels af en toe wegvalt. Het toestel begint ongelofelijk te trillen en te schudden. Marc en ik houden ons hart vast. Het is vreselijk moeilijk inschatten hoe hoog we nog zitten en waar het witte ijs begint. Met de harde wind is alles wit om ons heen. Het toestel trilt en schudt zo heftig dat er zelfs instrumenten van het dashboard naar beneden komen. De piloot maakt een messcherpe bocht, we kunnen nauwelijks staande blijven en dan plots komt het gevaarte met een oorverdovende dreun neer op het ijs. We rijden c.q vliegen met een vreselijke snelheid over het wasbord van blank ijs. Nu schudt en trilt het toestel alsof het elk moment gebeurd kan zijn. Ogenblikken lang denk je een crash te zullen meemaken. We pissen in ons broek van angst. Eindigt hier ons avontuur?
Maar als de Iljoesin dan eindelijk tot stilstand komt slaken we een zucht van opluchting. Wat een avontuur. We zijn op Antarctica! Vraag niet hoe en denk er niet aan hoe we hier weer vandaan komen. Het is nu tijd voor onze droom, waarmee we afgelopen twee jaar bezig zijn geweest.

Lange tijd is het zeer onzeker gebleven of we het hele project wel rond zouden krijgen. Wat te doen als we de begroting financieel niet gedekt kunnen krijgen met sponsors? Nemen we dan zelf het financiële risico? Hoe ver kunnen en willen we gaan? Tot vlak voor vertrek van de expeditie hingen we nog met elkaar aan de telefoon om elkaars standpunt hierin te kennen. Uiteindelijk lukt het door keihard werken de zaak op tijd rond te krijgen.

We reorganiseren onze spullen, testen nog eenmaal onze communicatieapparatuur en vertrekken op 10 november 2000. Op 80°23’11” Zuiderbreedte en 81°09’23” Westerlengte bij een temperatuur van minus 20 graden Celsius zetten we koers naar de Zuidpool. We weten de opdracht voor de komende 48 dagen: 25 kilometer per dag. We beginnen zeer opgewekt en met de nodige adrenaline in ons lijf. Daar gaan we. De laatste foto’s door andere mensen gemaakt worden genomen. Twee man trekken de witte woestijn in voor de komende tweeënhalve maand.

We proberen ons ritme te vinden. Eerst nog lopend naast elkaar, maar dan al snel achter elkaar. Het valt zwaar. We moeten enorm hard werken. Maar de eerste dag is altijd wennen zo redeneren we. Aan het einde van de dag zitten onze fleece truien vol met ijs en blijken Marc zijn hakken al opengescheurd te zijn. Ook hebben we al materiaalpech gehad met de vellen onder mijn ski’s. Het rubber waarmee ze aan de voorkant vastzitten is gescheurd. Gelukkig kunnen we het snel repareren met ijzerdraad.
De volgende dagen gaat het niet veel beter. We werken als paarden maar meer dan tien kilometer zit er niet in. We begrijpen er niets van. We moeten dit toch kunnen? We zijn toch getraind? We zijn toch geen mietjes? Maar hoe we ook zwoegen, we krijgen alleen maar meer last van lichamelijke ongemakken. Ik stel voor om de dagen langer te maken en toch harder te werken. Maar Marc merkt terecht op dat er iets mis moet zijn. Met het harder en langer werken krijgen we last van onze achillespezen en knieën. We hebben al wat last en als we zo doorgaan lopen we ernstige blessures op. We snappen er allebei geen barst van. We hebben getraind in Finland en op Groenland, daar ging het allemaal zo goed. We zeggen ‘s avonds niet veel tegen elkaar. We denken allebei alleen maar na over hoe we het tij kunnen keren. Iedereen kan uitrekenen dat we het zo niet gaan halen. Het is ons nog geen dag gelukt om ook maar in de buurt te komen van de 20 kilometer. Als we zo door blijven gaan kan iedereen uitrekenen dat we in 70 dagen niet eens de Zuidpool halen. Wat een teleurstelling zou dat zijn. Er begint zich een proces af te spelen in onze hoofden en er wordt gedacht aan opgeven. Ons nu laten oppikken is allicht qua kosten nog te overzien. Hoe verder je richting de Zuidpool gaat des te hoger de repatriëringkosten worden. Stoppen, het drama verwerken, onderzoeken wat we fout hebben gedaan, en weer een nieuwe expeditie op touw proberen te zetten. We weten dat dit geen reële optie is. We hebben nu al alles moeten geven in de voorbereidingen, meer kan niet. Die accu is leeg!

Als we op 14 november door een storm overvallen worden hebben we die dag maar 400 meter afgelegd en komt het absolute dieptepunt. We willen zo graag maar het lukt niet. Als ik de videocamera pak om aan Marc te vragen de dag kort samen te vatten, vertelt hij: dit is de langste dag tot nog toe met een hoofdletter K¼¼‘ schreeuwt hij uit. De tranen rollen over zijn wangen. Ze blijven hangen in zijn stormmasker. Hij legt uit: je wilt helemaal niet weten hoe dit voelt, joh. Ook ik word emotioneel en kan wel janken. Ik heb geen directe oplossing maar terwijl de camera loopt sla ik een arm om Marc heen: ‘We gaan het afmaken jongen, afgesproken?’ Afgesproken, jongen!
’s Avonds in de tent spreken we af door te gaan tot al het eten op is en er echt geen uitweg meer is. We zullen proberen elke dag zo goed mogelijk te presteren.

Een ander probleem is de communicatie. We kunnen niet echt communiceren met Nederland. We beschikken over een satelliet-baken om elke dag onze positie door te geven, en verder over een systeem waarmee we via software op een mini-laptop, via een antenne een aantal karakters tekst kunnen verzenden en ontvangen. Het satelliettelefoon-communicatiesysteem dat vorig jaar nog op de Zuidpool werkte is afgelopen jaar uit kostenoverwegingen uit de lucht gehaald. Het experimentele communicatiesysteem waar we over beschikken werkt tot overmaat van ramp maar half. Na een aantal dagen blijken we namelijk niets meer te ontvangen. We hopen dat onze berichten voor onze thuisbasis en de website wel in Nederland zullen aankomen. Met veel discipline blijven we onze berichten versturen zonder te weten of ze ook aan de andere kant opgevangen worden. De situatie is zacht gezegd zeer teleurstellend.

14 november, kamp 5, positie S 80°41’12 W 81°42’39
“Het weer is slecht, harde wind uit het zuiden, totale ‘white out’ maar het ergste is de hoeveelheid sneeuw. De sledes zijn met het huidige gewicht bijna niet voort te trekken. De slee is absoluut niet geschikt voor dit terrein. Met de derde runner onder de slee is het alsof je anderhalve slee aan het voorttrekken bent.
Het plan is nu om als het weer het toelaat twee tot drie weken minimaal 15 kilometer per dag af te leggen. Dan zijn we op de helft en willen we een depot maken. Met een flink lichtere slee hopen we dan minimaal 18 kilometer per dag te doen. Vervolgens hopen we op de 88ste breedtegraad op wat wind in de rug om te kunnen vliegeren en zouden we de pool binnen zestig dagen bereiken.
Ik heb het zwaar. Na slechts vijf dagen stel ik mezelf weer de vraag: waarom doe ik dit? Wat heeft het voor zin! Laat dit nu echt eens de laatste keer zijn”

Maar 15 november wordt een belangrijke dag. In het 6e loopuur, na de tweede soeppauze, zit ik er ook doorheen.

15 november, kamp 6, positie S 80°45’42 W 81°42’30.
“Om 8.45u vertrekken we en om 16.45u zijn we gebroken. Met de bergen van Patriot Hills op de achtergrond lijkt het alsof we nauwelijks vooruitkomen. We hebben 8,4 kilometer afgelegd en hebben er nog meer dan 1032 te gaan naar de pool. Over de terugweg hebben we het niet eens meer. Na vier loopuren zie ik het niet meer zitten. Vanochtend was de snelheid nog 1,6 kilometer per uur. En gaan steeds langzamer, en dat terwijl we afgesproken hebben dat we deze dag 15 kilometer zullen afleggen. Maar er is zoveel sneeuw gevallen. Er is werkelijk geen doorkomen aan met die klote slee en dat onmenselijk zware gewicht. Ik begin zachtjes te huilen. Net als Marc twee dagen geleden.
In de soeppauze zeg ik tegen Marc: zal ik je eens wat zeggen? We gaan het zo niet redden. De wil om te slagen is er, maar dit is vechten tegen de bierkaai. We zijn te zwaar, is mijn logische conclusie. We moeten een depot maken. En dat willen we doen. Nog een keer door alle spullen heen. Opnieuw keuzes maken en nieuwe radicalere beslissingen nemen.
Ik ben mezelf nu al tegengekomen, en dat na nog geen week. Ik vraag mezelf af of dit het alles wel waard is. De meest gestelde vraag is: hoe lang nog? Hoe ver nog? Ik mis thuis enorm. Heleen, waar ben ik aan begonnen?”

Het hoge woord is eruit. We durven de realiteit onder ogen te zien. Onze angsten en twijfels zijn bespreekbaar. We stemmen er beide in toe een depot te maken. De sledes gaan op de kop en er gaan vijf dagrantsoenen uit, vier pakken pemmican (dit is zeer vetrijke voeding, speciaal ontwikkeld voor poolexpedities), één van de twee noodbakens (geen reserve meer dus), twee walkietalkies (bedoeld om elkaar tijdens het vliegeren niet kwijt te raken), touwen (bedoeld voor noodsituaties zoals het vallen in een gletsjerspleet), alle toetjes (geen 6000 kilocalorieën per dag meer), extra kleding, batterijen, fotorolletjes en de reserve videocamera. Uiteraard hebben we bij vertrek het gewicht al tot een minimum beperkt. Alle verpakkingen zijn verwijderd, zelfs het wc-papier is uitgeteld. Ik heb berekend dat we het kunnen doen met één meter wc-papier per dag. Maar nu ga ik zelfs zover dat ik de overtollige bladzijdes uit mijn dagboek scheur. We gaan uit van 70 dagen, dus dat zijn 70 bladzijden en niet meer!
We gooien alles in een vuilniszak, graven een gat en zetten er een gele vlag op die we speciaal meegenomen hebben voor een depot. We noteren de GPS-coördinaten want willen de spullen op de terugweg weer ophalen of laten ophalen, anders riskeren we een fikse boete.
Onze sledes zijn 10 kilo per persoon lichter geworden. We halen opgelucht adem en vertrekken de volgende dag vol goede moed.
Maar de volgende dag zinkt de moed ons weer in de schoenen. In eerste instantie denk je echt met een veel lichtere slede te maken te hebben. Maar na enige uren lopen blijkt dat we niet veel harder gaan. Aan het eind van de dag beseffen we dat het nog steeds niet goed gaat.
We leggen weliswaar iets langere afstanden af. Op 16 november 10,4 kilometer en op 17 november 12,7 kilometer. Dit zijn echter nog lang niet de afstanden waar we van dromen.
Het gewicht kan het niet meer zijn. In Finland en op Groenland hebben we ook met dik 175 kilogram getrokken. Nu is het 160 kilo. We komen uit bij de glijders onder onze sledes. We hebben gekozen voor drie smalle glijvlakken van 5 centimeter breed. Twee glijvlakken aan de linker en de rechter achterkant en een glijvlak in het midden aan de voorkant. Hiermee manoeuvreert de slee het beste. En weinig oppervlak betekent ook weinig weerstand. Maar de omstandigheden op Antarctica zijn anders dan we hadden gedacht. Er ligt veel sneeuw hier aan de rand van het continent en de sledes graven zich dus veel te veel in. Bovendien is de sneeuw zo droog dat hij meer op zand lijkt dan op sneeuw zoals we die kennen uit de Alpenlanden of Groenland. De route die we afleggen is nieuw en dus kon niemand ons vertellen wat we aan zouden treffen. Nu blijken onze sledes niet geschikt te zijn voor dit terrein. Een nuchtere constatering. Maar hoe los je dit op? Nieuwe sledes laten invliegen met bredere glijvlakken is geen optie. Terug, en volgend jaar met een nieuwe slede komen al helemaal niet. Terwijl dit probleem ons voortdurend bezighoudt blijven we niet bij de pakken neerzitten en werken we elke dag ons werkschema af. Om 7.00 uur gaat het alarm op het horloge en wordt de brander aangestoken om sneeuw te smelten. We gebruiken twee liter thee per man per dag, dus dat is vier liter water maken en daar is veel sneeuw en nog meer tijd voor nodig. Om 8.00 uur staan we op en maken ons klaar. Meestal vertrekken we om 9.00 uur.
Als we 18 november wakker worden hakken we opnieuw een knoop door. We hebben het er al over gehad. Het voorstel is om de brede carve ski’s op te offeren en onder de sledes te monteren. Deze carve ski’s waren bedoeld voor het dynamische vliegeren op de terugweg. We hadden namelijk gekozen voor superlichte loopski’s waar we ook met comfortabele warme skilaarzen op konden. Hier zaten geen zogenaamde release bindingen op. Als je dus valt blijft de ski aan je schoen zitten. Tijdens het vliegeren zouden we op carve ski’s overstappen vanwege de snelheid en de enorme krachten die tijdens het vliegeren op de ski’s zouden werken. Maar wie dacht er nog aan vliegeren en aan een succesvolle terugweg?

Het voorstel om de ski’s op te offeren wordt uiteraard eerst van tafel geveegd. Hoe wil je in godsnaam die ski’s onder de slede krijgen zonder fatsoenlijk gereedschap en bevestigingsmaterialen? Bovendien moeten we de gloednieuwe skibindingen van de ski’s zagen want die krijg je nooit met de hand eraf. Radicaler kan het niet. Maar wat is het alternatief? Ongelovig beginnen we toch aan de klus. We beschikken over een multitool, een nagelschaartje en gelukkig over een los handzaagblaadje. De bindingen worden van de vliegerski’s gesloopt en totaal ontleed voor de schroeven van de nieuwe constructie. De kale ski’s moeten namelijk zonder binding onder de sledes worden gemonteerd. Daar hebben we schroeven voor nodig. Van het aluminium omhulsel dat om de communicatie-accu’s zit maken we beugels om de ski’s onder de sledes te monteren. Na drieënhalf uur sleutelen, goed overleg en een perfecte samenwerking staat er een slede op twee nieuwe brede carve ski’s. We kunnen niet wachten om de slee te testen. We gooien flink wat spullen in de slee en Marc begint te lopen terwijl ik film. Na tien meter keert hij al om en komt terug. “Wilco, dit geloof je niet!” Een wereld van verschil. We besluiten snel in te pakken om die dag weer een afstand neer te zetten. Morgen gaan we verder werken aan de andere slee. We maken voor vandaag een zware slee en een lichte slee die even zwaar trekken. Het verschil blijkt overduidelijk. Met de nieuwe glijvlakken ‘drijft’ de slee op de sneeuw in plaats van zich er doorheen te graven. Of de constructie zal houden moet nog blijken, maar daar houden we ons nu even niet mee bezig. Ook het feit dat we onze vliegerski’s hebben opgeofferd deert ons nu niet. Wat telt is de Zuidpool halen! Die dag leggen we nog met gemak 9,8 kilometer af.
De volgende dag moet ook slede numero twee eraan geloven en leggen we nog 14,5 kilometer af. We zijn terug in de race! De negatieve spiraal hebben we weten om te buigen in iets positiefs. We hebben een dieptepunt overwonnen. Alleen was dit ons nooit gelukt. Als team zijn we boven onze individuele kwaliteiten uitgestegen. Sterker dan ooit maken we een doorstart. De motivatie en inspiratie stijgen, en het allerbelangrijkste: het plezier is terug.
Wel begeeft de aluminium constructie het na ongeveer elke 100 kilometer en gaan vele kostbare uren verloren in een ijskoude tent waarin we gefrustreerd naar een nieuwe oplossing moeten zoeken. En bij elke pauze controleren we nerveus hoe het met de constructie is gesteld. We hebben er een taak bij gekregen. Aan het einde van de dag moeten we de constructie nauwkeurig controleren en zonodig herstellen. Schroeven lopen voortdurend los en het aluminium begeeft het na verloop van tijd door vermoeidheid. Na meer dan acht reparaties raken onze creatieve oplossingen uitgeput. Er blijven steeds minder mogelijkheden over qua materiaal.
Wat ons op de been houdt zijn de ‘leuke’ dagen die we bewust tussendoor plannen. Dagen om naar uit te kijken. Mijn verjaardag op 25 november is zo’n dag. Niet dat dit een groot feest wordt, maar toch is het een mijlpaal in de expeditie waar je naar toe leeft. Uit mijn dagboek:

Vandaag word ik om 7.30 uur door Marc gewekt en gefeliciteerd. We hebben ons een half uur verslapen. Op de kookpot staat mijn cadeau. Maar liefst 650 gram zwaar! Een heerlijke gevulde speculaastaart van 440 gram en een chocoladeletter van 200 gram. Zelfs een mini-kaarsje ontbreekt niet. Tjongejonge, dat is nog eens smullen. Marc heeft het zwaar gehad bij de gedachte dat hij het al die dagen in zijn slede had maar niet kon opeten. We hunkeren na elke maaltijd naar een toetje, maar die zijn overboord gezet in het depot. Maar nu dan die verrukkelijke taart en letter. We snoepen een klein stukje taart, maar mijn verjaardag vieren we pas aan het eind van de dag. We vertrekken pas om 10.00 uur.
De hele dag komen we niet in ons ritme omdat we aan die lekkere taart en letter moeten denken. Om 16.30 uur krijgt Marc last van de blaarwond aan zijn rechtervoet. We besluiten het om 17.00 uur voor gezien te houden. We hebben zin in mijn verjaardagsfeestje en vooral het lekkere eten. Ook mag ik mijn verjaardagsenveloppe openen met daarin prachtige foto’s en schetsen van mensen die mij dierbaar zijn. Foto’s van zon, zee, strand en groene bossen.
Als warm avondeten staan pannenkoeken met chocolade en suiker op het menu. Nu genieten we van twee kleine flesjes kruidenbitter met 20 ml alcoholische inhoud. Voor het slapen gaan steken we een heerlijk wierookstokje op en gaan lekker dromen. Mijn verjaardag is compleet.

De volgende mijlpaal is kerst. Voor deze gelegenheid hebben we een klein kerstmannetje meegenomen om op te hangen in de tent. Toch een beetje kerst op dit oneindige witte continent.
Na bijna 50 dagen klimmen we nog steeds langzaam tegen het poolplateau omhoog en we bevinden ons nu op bijna 3000 meter hoogte. We hebben ons al enige dagen geleden als doel gesteld een afstand van 26 kilometer per dag. Als een van ons tweeën een uur op kop heeft gelopen wordt hij afgerekend met de GPS. De afstand wordt via de satelliet bepaald en als er geen 3,25 kilometer exact is afgelegd wordt er doorgelopen tot dit wel het geval is. Niet de tijd is meer bepalend maar de afstand. In principe wordt er 8 uur x 3,25 km = 26 km gelopen. Zo niet, dan lopen we door. Soms is dit erg irritant en zeer vermoeiend maar het is de enige manier om op tijd de pool te halen. Ons lichaam zoekt vergeefs naar reserves die er niet meer zijn. Onderhuids vet heb ik niet meer en mijn spieren zijn geslonken. Wat zullen we er zonder kleren als kale kippen uitzien. Marc klaagt zelfs over steken in zijn borst tijdens het lopen. We gaan mentaal en fysiek tot op het bot.

Op 50 kilometer vanaf de pool zien we dan eindelijk zwarte stippen aan de horizon. Het zijn de gebouwen van het Amerikaanse onderzoeksstation Amundsen Scott Basis. Wat een contrast. Midden op de poolvlakte, waar geen leven te bekennen is, staat daar ineens die enorme ‘dome’. Er werken meer dan 150 mensen die allemaal met een specialistisch onderzoek bezig zijn. Ze turen bijvoorbeeld met enorme telescopen het heelal in en zijn op zoek naar overblijfselen van de zogenaamde ‘big bang’. Vanaf een ijskap kan men goed door deze enorme telescopen kijken omdat de aarde hier vanwege de massa van de geweldige ijskap nauwelijks beweegt. Maar dat de Amerikanen zich precies in het midden bevinden heeft duidelijk ook een politieke reden. Zo kunnen ze alle kanten op als het gaat om aanspraken op Antarctica.
Soms verdwijnen de zwarte stippen uit het gezicht doordat we weer een dal in lopen.
De vraag begint te spelen: Wat zal de pool ons brengen? Blijdschap, ontroering, nieuws of misschien wel teleurstelling? Eén ding is zeker: de reis naar de pool toe heeft ons veel geleerd over elkaar en vooral over onszelf. Als er één plaats op aarde is waar je reflecteert over wie je bent en wat je bent, is het wel de witte woestijn van Antarctica. Ongelofelijk, hoe je elk uur van de dag jezelf moet motiveren. Vanuit de omgeving krijg je geen impulsen meer. Geen impulsen zoals je die thuis ieder uur vanuit je omgeving krijgt. Geen kleuren, geen geluiden, helemaal niets! En dus moet je wel bij jezelf naar binnen gaan. Positieve energie halen uit je verleden. Als je niet positief meer kunt denken is de neergaande spiraal snel een feit en heb je hier weinig overlevingskans. Je denkt terug aan je verleden. Eerst nog dicht bij huis, en dan graaf je steeds verder. Je merkt op dat het leven thuis enorm snel gaat. We rennen vaak maar door zonder echt terug te kijken. Vaak heb je niet eens de tijd om dingen een plaats te geven in je gedachten want de dag van morgen staat alweer voor de deur en de plannen voor volgend jaar zijn al gemaakt. Hier denk je terug aan je schooltijd, je ouders, je vrienden en oude jeugdliefdes. Niet alleen graaf je in het verleden, maar je denkt ook aan de toekomst. Ik probeer uit elk uur dat ik achterop loop iets over te houden om ’s avonds in mijn dagboek te schrijven. Zo ontstaat er uiteindelijk een actielijst van wel honderd punten van dingen die ik wil en zal gaan doen als ik terug ben in Nederland.
Bepaalde boeken lezen, het graf van mijn opa bezoeken, een modelbouwbeurs bezoeken met m’n pa, een heerlijke broodbakmachine kopen, paragliden in Zuid-Frankrijk, duiken met Heleen in Mexico, klimmen met Cas in de alpen, de marathon du sable hardlopen.
Ik begin zelfs mijn dialezingen al vorm te geven. Schrijf het draaiboek al uit van platen en videofragmenten die ik wil laten zien.
Dit soort dromen moeten je de broodnodige afleiding geven, anders hou je het waarschijnlijk niet lang uit op Antarctica. Dan beleef je ‘slechts’ de buitenkant en dat is een landschap dat monotoon en 360 graden om je heen wit is. Maar je kunt ook de schoonheid ervaren. De prachtige kleuren, de schitterende luchten en de eindeloze, ongenaakbare landschappen. Maar alles hangt af hoe jij ernaar wilt kijken.
We leven elke dag volgens de wetten van Antarctica: met regelmaat en discipline, doeltreffend en gefocust. Elke dag worden we gedwongen afwegingen te maken, een balans te zoeken, grenzen te respecteren, maar ook flexibel te zijn en grenzen te verleggen. Het enige wat we daarvoor kunnen inzetten, zijn onze kwaliteiten. Niets of niemand kan compenseren voor wat er niet is. Wie we werkelijk zijn, tekent zich keihard af tegen de witte poolvlakte.
Een expeditie is een dialoog: Een fysieke dialoog met de omgeving, een intense dialoog met je reisgezel, een intieme dialoog met jezelf!
Met eindeloos geduld en heel veel doorzettingsvermogen halen we dan toch na exact 48 dagen de Zuidpool. De ski’s hangen nog maar half onder de sledes. Maar nu deert het niet meer. We gaan het halen.
Vlak voor het bereiken van de pool worden we opgewacht door een internationale groep van dertig mensen van het onderzoekstation die ons al staan op te wachten. We kunnen het nauwelijks geloven. Zouden ze weten dat we eraan komen? Met kippenvel op ons lijf komen we stap voor stap dichterbij. Dit voelt zo goed! Rationeel weten we dat we het gaan halen maar nu gaan we het ook emotioneel beseffen. De tranen komen tevoorschijn. Wat hebben we moeten knokken voor dit resultaat. Wat hebben we een respect gekregen voor elkaar. Dat hadden we al maar nu is het vereeuwigd. Gearmd en naast elkaar leggen we de laatste meters af. Jankend vallen we elkaar in de armen om de ceremoniële pool, de zilveren bol zoals je die van de foto’s kent. Daaromheen staan de vlaggen van de veertien landen die zijn overeengekomen Antarctica te behoeden tegen commerciële activiteiten als het boren naar olie en andere mineralen.
We krijgen welgemeende felicitaties voor onze prestatie. Ze applaudisseren en feliciteren ons met: Glad you made it to the Pole! Congratulations with your journey. Maar we beseffen dat we eigenlijk pas op de helft zijn. We roepen: Sorry, but we are only halfway. We want to return as well. Dit is uniek. Wij zijn de eerste poolreizigers die na het behalen ook op eigen kracht terug willen keren. Alle andere poolreizigers hielden het op de pool voor gezien.
Na het warme onthaal gaan we naar het punt waar de aarde werkelijk door de as draait. De absolute geografische Zuidpool. Een stalen pijp met daarop een messing plaat. De ijskap van Antarctica verplaatst zich ongeveer 10 meter per jaar. Maar we hebben geluk want het nieuwe punt is net opnieuw gemeten en weer vastgelegd. We kunnen dus stellen dat we zonder twijfel op het meest zuidelijke punt van de wereld staan. Op 27 december bereiken we de Zuidpool, 90 graden Zuiderbreedte. Vanaf 20 november tot aan het bereiken van de Zuidpool op 27 december leggen we elke dag 25,3 kilometer af in de berekende 48 dagen! Uiteraard nog met kleine tegenslagen, maar we zijn erin geslaagd de problemen elke weer op te lossen. De eerste missie is volbracht.

Op het Amerikaanse Zuidpoolstation hebben we voor het eerst weer contact met Nederland. Gelukkig blijken de meeste berichten die we met veel inspanning elke dag probeerden te versturen ook daadwerkelijk aangekomen te zijn. Ik bel voor het eerst naar huis naar mijn moeder. Mijn moeder lijdt aan de ziekte van Kahler. Dit is een langzame vorm van kanker en zit in de botten. Uiteraard houdt dat mij bezig en weet ik dat als zij tijdens deze expeditie komt te overlijden, ik niet zomaar kan stoppen en zeker niet op tijd terug kan zijn voor haar begrafenis. Als dat zo zou zijn weet ik ook dat ik mezelf nooit zou kunnen vergeven dat ik er niet bij was. Maar het is zo’n onvoorspelbare ziekte dat het een jaar kan duren, maar voor hetzelfde geld vijf jaar. Voor de expeditie heb ik dit onderwerp uitvoerig besproken met mijn ouders en expeditiepartner Marc. Hij heeft me te kennen gegeven mij volledig in mijn besluit te zullen steunen, wat ik ook besluit. Dat betekent nogal wat. Deze droom, waarvoor we jarenlang keihard gewerkt hebben, komt abrupt ten einde als ik zou besluiten op de Zuidpool er toch uit te stappen. Zenuwachtig bel ik naar huis. Weer voel ik mijn tranen komen. Dit is zo confronterend dat ik de emotie nauwelijks kan onderdrukken. Gelukkig staan mijn vader en moeder achter mijn gemaakte keuzes, maar toch. Allereerst ontvang ik de felicitaties met het halen van de Zuidpool. Godzijdank gaat het goed met haar en mijn pa. Ik vraag of ze iets van Heleen hebben gehoord. Heleen mijn vriendin is in haar eentje op vakantie naar Thailand. Ook dit is een bewuste keuze om de moeilijke tijd voor haar zo sneller te laten gaan. Ik heb niets meer van haar kunnen vernemen en ben erg benieuwd hoe het haar vergaat. Het bizarre is dat ze meer van mij weet dan ik van haar. Gelukkig hoor ik dat mijn vader pas nog een mailtje van haar heeft ontvangen, en alles gaat goed. Het stelt me gerust, hoewel ik haar uiteraard liever ‘live’ had gesproken. Ik laat een boodschap achter en probeer me weer op de expeditie te concentreren. Het is een geluk dat we mogen communiceren met Nederland. De Amerikaanse overheid wil namelijk geen verantwoordelijkheid dragen en niets van doen hebben met private expedities. Je bent dan officieel ook niet welkom op het onderzoeksstation en de regel is een bak koffie en vervolgens rechtsomkeert. Gelukkig zijn de wetenschappers een stuk gastvrijer en zijn ze verheugd een stel van die malle poolreizigers uit de ‘witte hel’ te kunnen onthalen. Stiekem mogen we dus toch een e-mail schrijven en twee telefoontjes maken.
Na twee dagen op de pool lappen we de sledes op en moet ons vliegerfeest gaan beginnen. We weten dat we zonder wind en zonder vliegers geen enkele kans van slagen maken. We hebben nog 22 dagen voor dezelfde afstand van 1150 kilometer terug. Ons basiskamp in Nederland wenst ons veel succes met de terugweg. Maar tussen de regels door kunnen we opmaken dat zelfs zij er een hard hoofd in hebben. Het is ook min of meer een onmogelijke opgave. De speciale ski’s zijn opgeofferd aan de sledes. De speciale skischoenen met extra steun voor het vliegeren kunnen ook niet meer worden gebruikt. We moeten het nu doen op onze ultralichte schuimgevulde loopski’s. Een flinke crash op het ijs met de slee tijdens het vliegeren betekent het einde van de ski’s. Gewoon op onze looplaarzen die zeer weinig steun bieden omdat die zeer flexibel en comfortabel moesten zijn tijdens het lopen. Bovendien zitten er op de loopski’s geen ‘release’-bindingen, waardoor de ski’s bij een val niet los schieten en het risico op het breken van benen tijdens het vliegeren met grote snelheden erg groot is. Maar we hebben geen keus.
Al die tijd hebben we maar liefst vier vliegers meegetorst: van 6 m2, 12 m2, 21 m2 en zelfs een van 32 m2. Onze tactiek is de volgende. We willen de grootste afstanden afleggen met een matige wind. Windkracht 1 tot 2 Beaufort. Normaal wordt het voor veel kite- en windsurfers pas leuk bij veel wind, van 3 tot 6 Beaufort. Dat gaat wel hard, maar tegelijk kost het je enorm veel energie en hou je het minder lang vol. We willen niet een paar uur met 40 kilometer per uur over het ijs vliegen met alle risico’s van dien. Wat ons voor ogen staat is gecontroleerd onze route over het ijs te zoeken met zo’n 10 kilometer per uur, maar dan wel doorgaan zolang de wind goed blijft. Afstappen van ons vertrouwde ritme van de heenweg: werken van 8.00 tot en met 18.00 uur werken. We zullen de kansen om te vliegeren maximaal moeten benutten.
Als we op 30 december vroeg vertrekken besluiten we eerst een eind van de pool weg te lopen. Gewoon weer even het ritme oppakken dat we weer de eindeloze woestijn in lopen. Alleen wij tweeën met onze sledes. Na een half uur is het poolstation slechts een speldenknopje. We halen de vliegers tevoorschijn, lopen de 90 meter lange vliegerlijnen uit en leggen de linker en rechterlijn netjes naast elkaar neer in de sneeuw. Vervolgens graven we onze grootste vlieger van 32 m2 enigszins in, binden de lijnen aan de vlieger, lopen terug en zetten de slee in positie. Omdat we nu niet meer actief gaan lopen zullen we meer kleding aan moeten trekken tegen de kou. Vervolgens doen we onze trapeze om, pakken de vliegerstok die verbonden is met de vliegerlijnen en wachten op elkaar om tegelijk te vertrekken. De adrenaline giert door de keel. Zodra we trekken aan beide vliegerlijnen zal de vlieger wind vangen en direct beginnen te trekken. Juist tijdens de start komt het eropaan. Eigenlijk is dat het moeilijkste moment. Van nul kilometer per uur naar de snelheid van de wind. En hoe groter de massa, hoe groter het massa-traagheidsmoment. En gezien de nog steeds enorme massa die achter ons hangt moeten we enorm accuraat reageren. Zodra de vlieger van 32 m2 de wind er vol in heeft staan krijg je een enorme impuls. Die moet je wel opvangen anders lig je direct met je neus in de sneeuw. Het eist van ons ook de discipline om elkaar nauwlettend in de gaten te houden. Als de één een valse start maakt betekent dat dat de ander direct moet stoppen. En dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want zo’n enorme grote vlieger leg je ook niet zomaar even uit de wind. Gelukkig waait de wind niet hard en lukt het ons beiden om van start te gaan. Het is uitzonderlijk mooi weer. Een zeer strakke blauwe heldere lucht en een perfecte wind om dag 51 van de expeditie te beginnen. We vliegen achter elkaar aan en kunnen ons geluk niet op. Dit gaat echt hemels. We glijden met onze slee achter ons aan op de ski’s door het fantastische landschap. Dit voelt aan als spelen. Vliegeren op een zondagmorgen op het strand. Ik jodel het uit! Van plezier begin ik te zingen, I like the wind. Eindelijk het surfgevoel! Af en toe voelt het alsof ik weer aan het surfen ben op de Noordzee. Geweldig, wat een machtig gevoel. Eén zijn met de wind, de natuur, Antarctica! Hier had ik van gedroomd. De slee voel je niet eens, het uitzicht op Antarctica en die machtige 32 m² vlieger die als windmotor zijn werk doet. De wind strijkt als muziek langs mijn oren. Het is een onbeschrijflijk gevoel, we voelen nieuwe kracht en ik zing:
It is the night
My body is weak
I’m on the run
No time to sleep
I’ve got to ride
I like the wind
To be free again
And i got such a long way to go…

Nu we weten dat we zulke afstanden kunnen afleggen, valt de druk wat van onze schouders en voelen we ons weer vrij. Dat er nog een lange weg te gaan zou zijn was een grote uitdaging zolang er maar wind zou zijn en we konden blijven vliegeren. Een ding weten we namelijk zeker. Als we te veel kilometers moeten gaan lopen halen we het niet in verband met de resterende 16 dagen eten. Alleen met voldoende wind zullen we voldoende grote afstanden kunnen overbruggen om de 1100 kilometer van de terugweg in slechts 16 dagen te overbruggen. Snelheden liepen op tot 45 km/u en afstanden van 120 km en meer waren geen uitzondering.
Was de wind op de heenweg voortdurend onze tegenstander omdat hij ons recht in het gezicht blies, nu is hij onze grootste vriend die ons op deze expeditie moet redden. We volgen onze sporen van de heenweg. Wat een makkie. Na een paar uur vliegeren komen we het laatste kamp van de heenweg tegen. In een paar uurtjes hebben we al 26 kilometer te pakken. We vliegeren geconcentreerd door en komen even later het een na laatste kamp van de heenweg tegen. We schreeuwen: en dat is twee! We passeren die dag uiteindelijk drie van onze oude kampplaatsen en klokken op het einde op een haar na 80 kilometer. Het gaat bijna onze voorstelling te boven. Zonder wind was dit minstens drie dagen lopen geweest! We glunderen van blijdschap. Wat zal ons basiskamp in Nederland ongelofelijk opkijken als ze onze nieuwe positie doorkrijgen via de satelliet.
Maar de vreugde is van korte duur. De volgende dagen laat de wind het geheel afweten. Sterker nog, we krijgen met tegenwind te maken. Het valt niet mee om de dag lopend te beginnen. Elke keer weer voel je of de wind niet per ongeluk draait. Als de wind maar enigszins schuin achter ons vandaan komt laten we de vliegers op. Soms met erg weinig succes. Er zijn dagen dat we meer tijd verspillen met het uitleggen en opruimen van de vliegers dan dat we bezig zijn met afstanden te lopen dan wel te vliegeren. Het is mentaal ook ongelofelijk moeilijk. Weten dat een hele dag lopen ‘slechts’ 25 kilometer oplevert en die afstand al vliegerend in een uur gehaald wordt. Maar vier dagen geen wind maar wel lopen is toch 100 kilometer. En die 100 kilometer kunnen op het eind wel van doorslaggevend belang zijn. Je kunt dus niet besluiten om maar te wachten tot de wind weer opsteekt. Op een dag draaien we ons dag/nacht-ritme om omdat we denken dat de wind gunstiger is in de tijd dat we slapen. Uiteindelijk is er van een echt ritme geen sprake meer. Als we een paar uur liggen en proberen te slapen worden we zo maar wakker en geloven dat er voldoende wind staat. We meten de wind, nemen een beslissing en kleden ons zo snel mogelijk weer aan, pakken de boel in, breken de tent af en proberen weer te vliegeren. Gelukkig is het 24 uur per dag licht maar we moeten wel oppassen dat we op deze manier niet de risico’s op ongelukken vergroten door oververmoeidheid.
Maar als we weer vliegeren krijgen we als vanzelf nieuwe energie. Met vliegeren verbranden we ook letterlijk een stuk minder energie dan met het loodzware trekken van de sledes zonder wind. Door zo flexibel om te gaan met de omstandigheden lukt het ons om de afstanden op te voeren. Er zijn dagen dat we enkele kilometers afleggen maar het lukt ons ook om afstanden van meer dan 100 kilometer op een dag af te leggen. We presteren het zelfs om een keer 17 uur lang te vliegeren en een afstand van 160 kilometer af te leggen.
Maar na elke grote afstand is er weer de twijfel. Hoe lang de wind verstek zal laten gaan? We gunnen onszelf alleen rust wanneer er onvoldoende wind is. We proberen wat te rusten, te slapen en te eten, en beginnen dan eer te lopen.
Tijdens het lopen zijn we absoluut niet gemotiveerd omdat we weten dat we het al lopend niet zullen redden. En toch kunnen het uiteindelijk de noodzakelijke kilometers zijn. Soms zijn we ook genoodzaakt om te lopen doordat de sastrugi’s te groot zijn. Sastrugi’s zijn door de wind gevormde sneeuwrichels die in grootte sterk kunnen variëren. Soms tot wel één tot twee meter hoog. Deze velden zijn vaak honderden vierkante kilometers groot. Als we er dan overheen vliegeren krijgen de sledes rake klappen. Ze beginnen te dansen en het gebeurt maar al te vaak dat ze ondanks hun grote gewicht toch ondersteboven gaan. Met alle gevolgen van dien. Etenszakjes scheuren open, elektronische apparatuur, zoals ook onze videocamera, gaat kapot. Kleding en slaapzakken gaan door het voortdurende schuren kapot. Het is een ware uitputtingslag voor mens en materiaal. Soms is het onverantwoord, maar toch wil je zolang mogelijk door vliegen omdat je het alternatief van lopen niet wilt accepteren. Marc heeft duidelijk meer moeite om door het moeilijke terrein te vliegeren. Daarom binden we de sledes zelfs een keer achter elkaar. Marc gaat op de voorste slede liggen en ik ga er al vliegerend voor hangen. Het blijkt niet zo’n succes. Ik kan de klappen aardig opvangen op mijn ski’s, maar de sledes dansen met een geweldige vaart over de sastrugi’s. Marc weet zich nauwelijks vast te klampen en wordt op de slede van links naar rechts en omhoog gegooid. Wat een geweld! Zo breekt uiteindelijk ook nog een ski onder mijn slede vandaan maar ik weet van geen ophouden. Toch moeten we af en toe echt lopen omdat het te gevaarlijk wordt. Het kost enorm veel kracht. Het opkanten met de ski’s om de zware slee te sturen kost enorm veel kracht en het kost je uiteindelijk je knieën. De enkelgewrichten beginnen ook op te spelen. Het probleem is dat je altijd dezelfde kant opgaat en je dus een eenzijdige belasting hebt op je rug, je knieën en je enkels. Voor de lol even de andere kant op is er niet bij. Koers houden en terugkeren naar ons beginpunt is de opdracht. Aan het eind van de dag maken we de schade op. Elke dag is het weer een opluchting om te stoppen. Als de schoenen uit kunnen en de knieën, enkels en voeten tot rust mogen komen. Elke morgen zwachtel ik mijn enkels al in omdat ik er veel last van heb. Maar we moeten door, het is aftellen. Het eten wordt steeds minder. We tellen nog maar een paar zakjes. De laatste week breekt aan wat betreft de hoeveelheid voeding. We hebben nog 400 kilometer te gaan. De voortdurende vraag blijft of we het zullen gaan redden. We zullen het al vliegerend moeten afleggen, lopend zal het niet lukken. We hebben al wel besloten om ons depot op te halen. Als we dat terugvinden hebben we nog een paar dagen speling want daar ligt voedsel.

15 januari, kamp 77, dag 67. Positie S 80°38’31 W 81°26’06

Ik word wakker en kijk door een kiertje in de tentrits naar buiten. Het is redelijk zonnig en met de windmeter meet ik de windsnelheid. Deze is 10 km/u. De grens tussen wel en niet vliegeren. Marc komt half uit z’n slaapzak en zegt: de wind is niks, hè? Ik zeg van wel en dus direct eruit, eten en pleite. Na een karig ontbijtje vertrekken we. De koers is prachtig. Met 15 à 17 km/h gaan we recht op ons doel af: het depot.
Veertig kilometer voor het depot moeten we de 32 m² vlieger verwisselen voor de 21 m² met korte vliegerlijnen in verband met het scherp aan de wind vliegeren. Anders zouden we het depot missen. Zo’n 6 km voor het depot binden we Marc z’n slee achter die van mij.
Langzaam maar zeker komen we volgens het GPS dichter bij het depot. Maar nog steeds géén geel wapperend vlaggetje aan de horizon. Marc ligt op de achterste slee en maakt foto’s en video-opnamen. Ik moet flink m’n best doen want vliegeren met een last van 300 kg valt niet mee. Maar eindelijk, na 3 km, 1km, 500m, 150m, 50m en zien we rechts van ons het gele vlaggetje, trouw wapperend in de wind! Ik roep het uit: hoera, hoera ons depot!
Ik tik het vlaggetje aan met mijn rechterhand en leg de vlieger neer. Ik maak een koprol van blijdschap en graaf het depot op, terwijl Marc alles op video vastlegt.
Alles ligt nog net zo als 70 dagen geleden, video, touwen en eten!

We maken kamp bij het depot, de benzinebrander gaat aan en de pannenkoeken worden gebakken. We kunnen nauwelijks wachten. Onze heerlijke bosbessentoetjes, pannenkoekenmeel, suiker, chocolademousse. We verwennen onszelf en na een paar pannenkoeken en wat toetjes zitten we bomvol en liggen uit te buiken op onze slaapzak. Dit krikt ons moreel enorm op. Het is te bizar voor woorden. Waar we zolang van droomden, namelijk eten, is er nu weer even in overvloed.
De volgende morgen staan we vroeg op. We hebben nog 37,9 kilometer te gaan. Navigeren is makkelijker geworden doordat we ons kunnen richten op het bergmassief van Patriot Hills. We zien dat het terrein naar beneden afloopt. Bovendien staat er een lichte bries en dus worden de vliegers weer ingezet. Door weer zeer scherp aan de wind te vliegeren weten we redelijk koers te houden. Als het terrein sterker naar beneden afloopt begint daar de wind ook te versnellen. We ruilen onze 32m2 vliegers om voor de 21m2. Maar hoe dichter we bij het bergmassief komen, des te onbetrouwbaarder en turbulenter wordt de wind. Ik besluit te gaan lopen en de vlieger op te bergen. Ik besef maar al te goed dat we de succesvolle terugtocht te danken hebben aan ons geheime wapen, de enorme vlieger van 32m2 meter. De NASA-parawing is van doorslaggevende betekenis geweest. Maar liefst 80% van de tijd hebben we hem kunnen inzetten. Ik zie in de verte dat Marc het ook voor gezien houdt. Hij vertelt me dat hij nog zojuist opgetild werd door de vlieger en maar net een ongeluk wist te voorkomen. We hebben genoeg risico’s genomen. We lopen de laatste kilometers tussen de bergen door naar Patriot Hills.
Het basiskamp van ANI heeft ons met de verrekijker al zien aankomen. Vanuit het niets komen wij als twee zwarte stipjes tevoorschijn aan de horizon. Zelfs als we nog maar vijf kilometer verwijderd zijn duurt het nog meer dan een uur voordat we zien dat er een heel ontvangstcomité ons op staat te wachten. Stafleden en klimmers van Mount Vinson zwaaien naar ons. Met de skistokken in de lucht zwaaien we terug. Rillingen lopen over onze rug. We voelen dat we er gaan komen, we weten wat dit avontuur ons gekost heeft, alle moeilijke momenten schieten als ene film door onze hoofden. We lopen gebroederlijk naast elkaar, slee aan slee. We horen de muziek al, we zien een gezellig kamp met Tibetaanse gebedsvlaggen. De laatste 100 meter kunnen we het niet laten om samen gearmd al rennend met de sledes achter ons aan over de finish te gaan die ze voor ons hebben opgezet. Het idee dat deze reis ten einde is wordt nog onwerkelijker als we een glas champagne in handen gedrukt krijgen. Van alle kanten worden we gefeliciteerd, nauwelijks beseffend wat we hebben neergezet We worden onthaald als “The Flying Dutchmen”.
Op 16 januari, na 18 dagen vliegeren, bereiken we na 69 dagen Patriot Hills weer. Gemiddeld hebben we bijna 64 km per dag afgelegd op de terugweg, tegen 24 km per dag op de heenweg.
Een tocht van 2200 km. We zijn de eerste Nederlanders die zowel de Noord- als de Zuidpool op eigen kracht hebben bereikt. Wereldwijd hebben er meer mensen op de maan gestaan dan op de beide polen. Dat besef maakt onze prestatie uniek op de wereld!