Mount everest expeditie 2002 (Tibet/China)

Mount Everest expeditie 2002Donderdag 30 mei
Kamp 3 op 7600m
(dagboek fragment Wilco)

Met de nodige slaappillen ben ik de nacht doorgekomen. Ik eet nog steeds niets en drink zo weinig mogelijk. Ik heb nog een longdrink glas met verdunde oplossing powerbar drank en dan is het op. Zachtjes aan begin ik toch wel te merken dat ik te weinig drink. Mijn keel doet pijn en mijn slijm in mijn mond is dik en stroperig. Ook blijft de dikke slijm aan mijn gehemelte hangen.

Als ik in de loop van de ochtend Heleen bel zegt ze op indringende toon dat ik Marc moet bellen. Het is een zeer kort gesprek. Ik hang op en bel Marc. Deze geeft te kennen dat hij onze expeditie arts Ronald Hulsebosch gesproken heeft en ook Fred van Olphen en Cas van de Gevel mijn trouwe klimmaat. Deze hebben allemaal stuk voor stuk, onafhankelijk van elkaar te kennen gegeven dat ik als de sodemieter moet gaan afdalen. Te weinig drinken op grote hoogte is levens gevaarlijk. Door vocht te kort bezit je op een gegeven moment gewoon de kracht niet meer om af te dalen.

Ook ontbreekt het je aan motivatie en initiatief om het juiste te doen namelijk je spullen te pakken en af te dalen naar de leefbare wereld. Je zult niet de eerste klimmer zijn die in de zone des doods blijft door er te lang te zijn. Maar ik had Hans beloofd om op hem te wachten. Ik weet dat als hij kamp 3 weer weet te bereiken dat hij enorm afgepeigerd zal zijn en nauwelijks de kracht op zal kunnen brengen om weer voldoende sneeuw te smelten en te drinken. Maar Marc legt me ook uit dat de risico’s die Hans nu neemt en waar hij voor gekozen heeft niet moeten leiden tot een levens gevaarlijk risico voor mij door te lang zonder drinken te blijven wachten. Marc checked een aantal dingen bij mij door te vragen of ik het een en ander uit ons gesprek kan herhalen. Ik ben geestelijk nog voldoende bij maar zie in dat ik inderdaad beter kan gaan afdalen. Ik beloof dat ik me rugzak ga pakken en aan de afdaling naar North Col zal gaan beginnen.

Ik ruim de tent op en pak mijn rugzak. Ik zal de satelliet telefoon achter laten met een briefje waarop ik uitleg aan Hans waarom ik af ben gedaald en dat hij direct contact op moet nemen met het basiskamp. Als ik Hans niet tref op North Col, waar ik 1 dag op Hans zal blijven wachten dan daal ik verder af naar ABC waar ik dus over 2 dagen weer contact op kan nemen met het basiskamp in Nederland.

Het weer is nog steeds niet goed. Uiteindelijk verlaat ik het kamp om 16.00 u. Twee uur voordat ik eigenlijk Hans verwacht. Maar Marc zei terecht misschien duurt het nog wel 5 of 10 uur. Uiteindelijk blijkt later dat hij om 20.00u aankomt in kamp 3.

In de mist verlaat ik het kamp en uiteindelijk kost het me heel veel moeite om via de vaste touwen af te dalen. Tot aan ons oude kamp 2 staat erin de rotsen enorm veel wind. Alleen met mijn gezicht de andere kant opgedraaid kan ik voorkomen dat de sneeuw hard in mijn gezicht striemt. Na kamp 2, waar ik heel even kijk of er nog spullen van ons in de tent liggen, word de wind na het plateau in de steile flank wat minder. Maar ik heb de grootste moeite om via het vaste touw af te dalen want het zit zwaar onder de sneeuw. Toch wil ik het touw vrij maken voor Hans. Hij moet een snelle afdaling kunnen maken. Ik moet regelmatig gaan zitten omdat ik compleet buiten adem ben. Soms hang ik met mijn hele gewicht aan de touwen en moet ik nog met mijn armen uit alle macht trekken. Normaal kun je met gemak in 2 uur via de vaste touwen terug vanuit kamp 3 naar North Col, nu doe ik er maar liefst 5 uur over.

Aangekomen op North Col is de ellende nog niet over. Voordat ik bij de tent aan kom moet ik eerst nog een heuvel besteigen. Links is een grote overhang en rechts zitten spleten. Daar ergens moet ik tussendoor manoeuvreren. Kapot van de inspanning en de adrenaline kom ik boven en zie beneden onze tent. Eindelijk lekker drinken denk ik nog maar als ik de tent doorzoek vind ik geen pan. Er staat nog een Russisch tentje. Ik kruip er naar toe, graaf de ingang uit en doorzoek de tent. Geen pan of iets dergelijks. Ik geef op. Positief denken geeft me het idee dat ik nog wel iets kan verzinnen. Maar ook de benzinebrander krijg ik nauwelijks aan de praat. Als de brander 2 keer uit elkaar is geweest en na veel inspanning en zwarte handen, de brander eindelijk voor 25% brandt, probeer ik sneeuw te smelten in een harde plastic fles. Door deze snel rond te draaien hoop ik dat de inhoud smelt en de fles niet. Maar binnen de kortste keren komen er al lucht bellen in het plastic. Daarna gebruik ik een aluminium reflector van de brander zelf als een gootje. Boven in het gootje strooi ik sneeuw, dit smelt via de vlam, het water loopt via het gootje in een mok. Zo krijg ik vervolgens na 3 uur klooien een mok half vol met water. Het is inmiddels donker geworden en ik ben doodop.
Ik ga slapen en weet dat ik met dit vocht tekort morgen verder zal moeten af dalen.

Lees verder in het Mount Everest boek van deze expeditie : Puur Presteren, zie onder knop aanbiedingen!